Vermoeidheid

Mentale vermoeidheid is anders dan fysieke vermoeidheid

Bij fysieke vermoeidheid kunnen we allemaal wel een beeld krijgen; Moe na sporten, na een stevige wandeling, na inspannende lichamelijke arbeid, na huishoudelijk werk en dergelijke.

Mentale moeheid komt bij denkprocessen, studeren en informatie verwerken, intensief televisie kijken, computerfaciliteiten doen. Maar ook bij het oplossen van problemen, interpreteren van het gedrag van andere mensen en logisch nadenken.

Een gezond mens kan mentaal moe zijn van al dit soort taken, als het maar intens en lang genoeg duurt. Gezonde mensen kunnen ook op een punt komen dat ze geïrriteerd raken als de ‘energie’ op is en al helemaal als die mentale activiteit gevuld was met geluid. Het lijkt dan alsof je geen radio of tv of dergelijke meer kunt verdragen.

Bij hersenletselgetroffenen is dat vele malen erger: De mentale energie is al na korte tijd op. Zij gebruiken méér hersendelen om de omweg te maken langs het getroffen gebied, afgestorven hersengebied om toch tot een mentale activiteit te komen.

Het is te vergelijken met een gezond iemand die niet alleen moet multitask-en in vijftien taken, maar daarbij ook moet autorijden in dikke mist met 180 km/u. En tegelijkertijd een muziekstuk moet analyseren waar de halve noten en valse noten zitten. Dat is onmogelijk! Als daarbij de kinderen op de achterbank een vraag stellen over het jaartal dat Karel de Grote stierf, kun je je misschien iets indenken over het fenomeen “het korte lontje”. Dat is moeheid, overbelasting en onvermogen bij elkaar. Zo ongeveer zal de situatie vergelijkbaar kunnen zijn met hoe iemand met hersenletsel de dag ervaart.

Het overbelasten van je hersenen op deze manier, kost veel concentratie en verdeelde aandacht. Het kan spanning opbouwen en een basisemotie als een “vecht of vlucht” reactie. Bij de ene mens kan dat tot paniek leiden, bij de ander tot en woede-uitbarsting en bij wéér een ander tot een totaal ineenzakken van uitputting. Hersenletsel = Topsport!

Méér hersenactiviteit bij mensen met hersenletsel

Wetenschappers hebben ontdekt dat er bij een hersenletselgetroffene méér hersencellen werken, dan bij een gezond persoon. Zij gaan namelijk niet efficiënter om met de capaciteit die ze hebben, maar bij het verwerken van informatie gaan juist méér zenuwcellen activiteit vertonen. Voor elk signaal tussen hersencellen is elektriciteit nodig dat opgewekt moet worden en dat kost energie waar iemand moe van kan worden.

Er zijn meer hersengedeeltes betrokken bij activiteiten dan voor het hersenletsel. Hersengedeeltes die normaal gesproken weinig activiteiten vertonen bij het verrichten van een activiteit, worden na een hersenletsel ineens wél actief betrokken bij het denkproces. Dit vergt vele omleidingen en energie en daarom is de reactie vaak iets trager bij een hersenletselgetroffen.

Het komt vaak voor dat mensen totaal uitgeput raken, voordat zij erachter komen dat het eerder opgelopen hersenletsel, de oorzaak is voor het ‘opbranden’. Deze mensen hebben te lang ‘op de tenen’ gelopen en door geknokt om terug te keren naar het oude niveau.

Niemand krijgt een handleiding bij het hersenletsel mee. Door te vallen en weer op te staan komen mensen erachter dat het oude niveau -van fit voelen en sterk inzetbaar zijn- niet meer gehaald wordt. Vergelijk jezelf maar met een oude batterij die elke keer nog maar voor 35% oplaadt.

Verbeten volhouden zorgt voor uitputting

Alsof iemand verbeten is om vol te houden. Dat lijkt op een “standje overdrive”. Dat wordt vaak gezien bij mensen die vóór het hersenletsel gewend waren om alles maar vol te houden. (Deze eigenschap is na het hersenletsel juist vaak versterkt en de rem is dan zoek. Bij deze mensen is de kans op uitputting en burn-out erg groot.)

Symptomen

  • Een verhoogde en intensere activiteitensnelheid. Dat zijn signalen dat iemand op de tenen loopt, om een taak toch af te krijgen of om vol te houden vanwege sociale druk.
  • Veel mensen met hersenletsel kunnen zichzelf niet meer doseren of begrenzen.
  • Snel vermoeid, zowel lichamelijk als mentaal
  • Weinig uithoudingsvermogen
  • Taken die voorheen goed gingen mislukken
  • Na een paar uur kan de energie al (bijna) op zijn.
  • De gewoonste dingen en handelingen vergen veel energie. Lopen, praten, luisteren, bewegen, telefoneren: alles wat bij een ander automatisch gaat vergt energie.

Tips

  • Pas activiteiten aan en schep samen reële verwachtingen.
  • Zorg voor regelmatige pauzes in de loop van de dag en leg die vast, dus vaste pauzes.
  • Wissel inspanning en ontspanning af
  • Gebruik een dag-/weekplanning
  • Probeer niet steeds te vergelijken met de situatie van vóór het letsel. De partner, familie of vrienden moeten dat ook niet doen. Het gaat niet over! Wel kun je leren met een situatie om te gaan. Dat wil zeggen dat je het anders gaat doen.
  • Bij ernstige vermoeidheid na overprikkeling is het goed de overprikkelingsvormen te herkennen, tijdig te stoppen, rust in te plannen en enigszins structuur te handhaven. Een voorbeeld hiervan is de suggestie dat iemand dan ‘maar oordopjes in moet doen’, is een onderschatting van dit ernstige uitputtende probleem bij hersenletsel.
  • Het kan prettig zijn om contact met lotgenoten te hebben. Naast het vinden van herkenning en het delen van ervaringen, kan men van elkaar leren hoe men met de vermoeidheid omgaat.
  • Voor de getroffene is het belangrijk om niet te hoge eisen aan zichzelf te stellen, wanneer de energie beperkt is. Het aantal dingen dat men op één dag doet, dient aangepast te worden aan de hoeveelheid energie die men heeft.
  • Regelmatig kiezen voor de dingen die men leuk vindt, levert vaak ook wat meer energie op.